Omgevingswet in de praktijk: tussen wetboek en wegdek
Een klassieke botsing tussen uitvoerbaarheid, interpretatie en de realiteit van wetgeving.
Bij grootschalig wegonderhoud telt elke minuut. Neem een operatie waarin binnen 96 uur twintig kilometer snelweg wordt gestript en opnieuw opgebouwd: een weekendklus met militair precisiewerk die vraagt om helderheid, snelheid en strakke afstemming. Het is een logistieke puzzel van vrachtwagens, frees- en walsmachines en een planning die geen seconde speling verdraagt. Eén knikje in de keten en het hele weekend schuift door.
Bij dit soort werkzaamheden komt er tonnen gefreesd asfalt vrij. Dat materiaal moet tijdelijk worden opgeslagen, simpelweg omdat vrachtwagens niet continu de tijd hebben om heen en weer te rijden naar de asfaltmolen. In de praktijk is dat een basale randvoorwaarde om het tempo en de veiligheid op de klus te borgen.
De Omgevingswet: logisch vs. juridisch
Maar onder de Omgevingswet – nieuw, complex en relatief open voor interpretatie – blijkt ‘praktisch logisch’ niet altijd gelijk te staan aan ‘juridisch eenduidig’. Waar onder eerdere wetgeving een tijdelijk depot vaak eenvoudig kon worden aangevraagd, is dat onder het huidige stelsel niet meer op dezelfde manier ingericht.
Op basis van de eigen lezing, en na correspondentie met het IPLO-loket en de omgevingsdienst, leek er geen meld- of vergunningsplicht te gelden. De redenering: het materiaal gaat naar de asfaltmolen voor recycling, dus het betreft recyclinggranulaat en daarmee volgens de ‘Regeling vaststelling van de status einde-afval’ een vrijgestelde situatie. Totdat dezelfde situatie in de praktijk toch anders werd geïnterpreteerd.
Een andere afdeling binnen dezelfde omgevingsdienst concludeerde bij het aantreffen van de tijdelijke opslag dat de ingehuurde locatie planologisch niet passend was en dat het materiaal als bedrijfsafval moest worden gezien. Zelfde wet. Zelfde feiten. Andere interpretatie.
Na miscommunicatie tussen omgevingsdienst en opdrachtgever zijn alle partijen bij elkaar gebracht. Daar volgde geen juridisch steekspel, maar een constructief gesprek over hoe dit soort situaties voortaan te voorkomen zijn – en hoe het proces onder de Omgevingswet soepeler kan lopen. Want ook al wordt er rijksbreed gecommuniceerd over werkzaamheden: met zoveel decentralisatie blijft communicatie in de uitvoering soms grillig.
Over de exacte juridische status van het asfaltgranulaat werd geen volledige consensus bereikt, maar dat was ook niet het uiteindelijke doel. De kern zat in samenwerking en het bouwen aan een werkbare relatie. Uiteindelijk zijn er duidelijke afspraken gemaakt over het selecteren en toetsen van opslaglocaties, over communicatielijnen en organisatie, en over het neerzetten van realistische verwachtingen aan beide kanten.
Les? In de Nederlandse bureaucratische jungle is de Omgevingswet zelden het enige obstakel. De grootste vertraging ontstaat vaak door misverstanden tussen partijen die het in de basis allemaal goed bedoelen. Juist daar ligt de toegevoegde waarde van omgevingsmanagement: mensen bij elkaar brengen die elkaar anders mislopen, ruis eruit halen, begrip organiseren en tot werkbare afspraken komen.

