Door: Charley van der Sman
Leestijd: 5 minuten.
Wat gebeurt er als je verkiezingsprogramma’s beoordeelt als EMVI-plannen?
Op 17 maart mag Nederland weer naar de stembus. Ik ben een zwevende kiezer, dus bij elke verkiezing ontstaat weer de vraag: Op wie ga ik stemmen? Meestal biedt de stemwijzer uitkomst, maar dit jaar wilde ik het anders aanpakken. Omdat we vanwege corona veel meer tijd thuis doorbrengen dan gewoonlijk, leek dit me een goed moment me eens beter te verdiepen in verkiezingsprogramma’s van de grootste partijen die nu in de Tweede Kamer zitten. En – het is waarschijnlijk beroepsdeformatie – hoe kan dat beter dan de programma’s te beoordelen zoals ook onze EMVI-plannen beoordeeld worden? Dat leverde leuke inzichten op, waar ik jullie graag in meeneem.
Objectieve beoordelingscriteria voor de verkiezingsprogramma’s
Het basisidee van beoordelingscriteria bij EMVI-plannen (EMVI staat voor Economisch Meest Voordelige Inschrijving en wordt in aanbestedingen veel gebruikt om de inschrijver met de beste prijs-kwaliteit verhouding te selecteren) is dat ze een objectief oordeel mogelijk maken over de kwaliteit van het plan. Zo ben je als inschrijver niet overgeleverd aan eventuele persoonlijke voorkeuren van de beoordelaars en heeft de beoordelaar concrete handvatten om een score op te baseren. Vrij vertaald vanuit beoordelingscriteria bij EMVI-plannen, stelde ik mezelf bij elk plan de volgende drie vragen:
- Hoe SMART zijn de verkiezingsbeloftes? (SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden)
- In welke mate dragen de verkiezingsbeloftes bij aan de doelstellingen van de partij?
- Hoe goed is de verkiezingsbelofte onderbouwd?
Hoe SMART zijn de verkiezingsbeloftes?
Over het algemeen niet zo SMART, om het niet zo SMART te formuleren. Hoe SMART de verkiezingsbeloftes zijn geformuleerd varieert bovendien zowel binnen partijprogramma’s als tussen programma’s onderling.
Om verschillen tussen partijen te illustreren neem ik beloftes over het minimumloon als voorbeeld. Dit is een thema dat in alle programma’s terugkomt, maar steeds net even anders.
PVV: Minimumloon verhogen
VVD: Een hoger minimumloon, zodat werken ook voor de lagere inkomens meer loont. Daarbij maken we de bestaande loonkostenvoordelen gerichter.
D66: We verhogen het minimumloon met tenminste 10 procent. Als het effect op de werkgelegenheid het toelaat, verhogen we het minimumloon met 20 procent.
CDA: Wij verhogen het wettelijk minimumuurloon met 10% voor een veertigurige werkweek. Ook gaan we elke twee jaar het sociaal minimum herijken om te kijken of de hoogte nog toereikend is om van te leven.
SP: Wij verlagen de lasten op arbeid voor iedereen tot en met een modaal inkomen en verhogen in deze periode het minimumloon tot 14 euro per uur.
PvdA: We verhogen het minimumloon stapsgewijs naar 14 euro per uur.
GroenLinks: We verhogen het minimumloon en werken toe naar 14 euro per uur. De hoogte van het minimumloon wordt gekoppeld aan het gemiddelde loon in Nederland. Het einddoel is dat het minimumloon standaard 60 procent van het gemiddelde loon gaat bedragen.
De beloftes van de PVV en VVD roepen bij mij als eerste de vraag op hoeveel hoger het minimumloon dan moet worden. De VVD gebruikt weliswaar meer tekst, voor beide beloftes geef ik geen van de letters van SMART een vinkje. Bij de andere partijen wordt in ieder geval specifiek en meetbaar hoeveel het minimumloon omhoog moet. GroenLinks en CDA houden het niet bij een eenmalige stijging, maar specificeren ook hoe het minimumloon in de toekomst hoog genoeg moet blijven.
Toch blijf ik bij alle beloftes met vragen zitten. Ik ben bijvoorbeeld heel benieuwd waarom het bedrag van 14 euro zo vaak terugkomt. Blijkbaar is dat ongeveer het bedrag dat de meeste partijen acceptabel en realistisch vinden, maar met de gegeven informatie kan ik niet beoordelen of dat inderdaad zo is. Door de belofte van D66 zet ik vraagtekens bij de 14 euro die de meeste partijen beloven. D66 spreekt als enige over een verband tussen verhoging van het minimumloon en een effect op de werkgelegenheid. Het huidige minimumloon is ongeveer 10 euro. D66 vindt de effecten op werkgelegenheid bij een verhoging naar 11 euro (10%) blijkbaar acceptabel, maar ziet mogelijk problemen bij een verhoging naar 12 euro (20%). Als dit verband tussen werkgelegenheid en minimumloon er inderdaad is, hoe acceptabel en realistisch is het dan om het minimumloon naar 14 euro te verhogen in relatie tot werkgelegenheid?
Geen enkele belofte maakt specifiek wanneer de verhoging van het minimumloon precies moet ingaan. De verkiezingsprogramma’s gaan echter over de komende 4 jaar, dus ik ga ervan uit dat de verhoging in ieder geval in die periode doorgevoerd worden. Op tijdgebonden krijgen de beloftes wat mij betreft het voordeel van de twijfel.
Deze conclusies over SMARTheid van de beloftes over minimumloon zijn zeker niet representatief voor de SMARTheid van de volledige programma’s. De variatie in SMARTheid binnen de programma’s is groot en beloftes lijken meer SMART te worden naarmate ze meer raken aan de prioriteiten van een partij. Over de hele linie zijn er dus geen programma’s die er voor mij positief of negatief uitspringen op dit criterium.
Hoe goed dragen de beloftes bij de doelstellingen van de partij?
Hoe goed de beloftes bijdragen aan de doelstellingen blijft opvallend vaak onduidelijk. De vertaling van een belofte naar bijdrage aan de doelstellingen heeft veel stappen. Een belofte valt onder een thema dat de partij belangrijk vindt en dat thema is weer gekoppeld aan het ideaalbeeld dat een partij voor ogen heeft. In de meeste gevallen maken de programma’s echter niet expliciet wat een belofte oplevert voor het bovenliggende thema, zowel kwantitatief als kwalitatief. De koppeling tussen de belofte en de doelstellingen van de partij ontbreekt dan al op het eerste niveau.
In een enkel geval gaat de doorvertaling wél goed, bijvoorbeeld in de volgende belofte in het programma van de PvdA: “We schaffen de verhuurderheffing af. Zo komt er twee miljard euro beschikbaar om tienduizenden betaalbare woningen te bouwen en de huren te bevriezen tijdens de crisis.” Deze belofte valt onder het thema ‘betaalbaar wonen’. Dat het bouwen van tienduizenden betaalbare woningen bijdraagt aan betaalbaar wonen lijkt me evident. Het thema betaalbaar wonen is in het programma weer gekoppeld aan de kernwaarden ‘Bestaanszekerheid’ en ‘Gelijkwaardigheid’. Vanuit deze kernwaarden vindt de partij namelijk dat iedereen recht heeft op een plek waar je kunt thuiskomen en iedereen dezelfde kansen moet hebben op een comfortabel huis. Ik ben nog wel benieuwd welk deel van het tekort aan betaalbare woningen we oplossen met deze belofte, maar qua herleidbaarheid valt deze belofte in positieve zin op.
Ook op dit criterium zijn de verschillen binnen programma’s groot en zijn er geen programma’s die er over de hele linie uitspringen. Ook hier helpt de beoordeling me dus (helaas) nog niet echt in bepalen van mijn keuze.
Hoe goed zijn de beloftes onderbouwd?
Het antwoord laat zich misschien al raden op basis van het vorige criterium: er is in de verkiezingsprogramma’s niet veel onderbouwing te vinden. Hoe weten we bijvoorbeeld dat twee miljard euro inderdaad voldoende is om tienduizenden woningen te bouwen en huren te bevriezen? Op dit criterium scoren vrijwel alle verkiezingsprogramma’s hetzelfde, en niet bijzonder goed.
Maar als programma’s slecht scoren, hoe kies je dan?
Verkiezingsprogramma’s scoren dus op alle EMVI-beoordelingscriteria slecht en geen van de programma’s springt er positief of negatief uit ten opzichte van de rest. Tot zover mijn naïeve idee dat uit deze beoordeling vanzelf het antwoord zou rollen op de hamvraag ‘aan wie geef ik mijn stem’. Gelukkig is er meer om mijn keuze op te baseren dan alleen hoe SMART en onderbouwd verkiezingsbeloftes zijn. Waar partijen voor staan scoort niet in mijn EMVI-beoordeling, maar is wel waar ik in de partijprogramma’s meer of minder aansluiting vond bij wat ik zelf belangrijk vind. En juist dat heeft me verder geholpen in bepalen op welke partijen ik zeker niet stem en welke op mijn shortlist komen.
En misschien is het maar goed ook dat partijprogramma’s niet als EMVI-plannen zijn geschreven. Partijen moeten na de verkiezingen nog een coalitie vormen, dan komt wat interpretatie- en onderhandelingsruimte in de plannen goed van pas. En als partijen elke claim volledig onderbouwen, worden verkiezingsprogramma’s zo lang en taai, dat ik mijn beoordelingstactiek al voor het einde van het eerste programma had opgegeven.
Interesse in een baan bij Flux Partners? Bekijk onze vacatures.
Benieuwd wat wij voor jou kunnen betekenen op het gebied van Tendermanagement? Neem contact op met Ruben Maat.